In de vluchtfase en nog voor het vliegtuig zijn daling inzet naar de bestemming, neemt een luchtverkeersleider het op in een aankomstvolgorde. Hij moet erover waken dat het vliegverkeer zo vlot mogelijk verloopt en dat de minimale veiligheidsafstanden tussen de toestellen worden nageleefd.
Zodra het mogelijk wordt, in de dalingsfase, zal de naderingsluchtverkeersleider (APP) van het verkeersleidingscentrum de piloot van je vliegtuig groen licht geven om een CDO-traject (Continuous Descent Operations) te volgen. Die procedure bestaat erin dat je het vliegtuig continu laat dalen, als in een zweefvlucht, met een minimaal motorvermogen. Resultaat: je vliegtuig verbruikt minder brandstof, produceert minder lawaaihinder en verhoogt het comfort voor de passagiers en overvlogen bevolking.